![]() |
||
Home | Spelletjes | Uitvindingen | Gps | Scouting | Meteo | Computers |
||
Main / Verklaring Van SM Kropveld 2 | Menu | |
Dit is het vervolg van de Verklaring Van S M Kropveld Vooral de Joden heb ik in de kampen leren kennen als een buitengewoon heldhaftig volk. Ze waren er zoals nu ook de mensen in Palestina blijken te zijn. En ik heb meegemaakt, dat veel fouten, die speciaal aan de Joden worden toegeschreven, ook bij anderen voorkomen. Nu ik in een ander ziekenhuis werk, waar ik veel niet-Joden behandel, zeg ik wel eens tegen de zuster, die ook is meegegaan, dat het is alsof we onder onze eigen mensen zijn. Bij mij in de barak zat een Pools pastoor ondergedoken, wat natuurlijk mogelijk was, daar de leiding in Poolse handen was en op een goede dag ontdekte ik dit toevallig. Daar heb ik voor op mijn bliksem gehad! Ik had overigens gezellig met hem zitten praten en voor een ernstig gesprek bestond er nu juist niet veel gelegenheid. Toevallig kwamen we de eerste keer al op de Bijbel en hebben toen een soort theologisch debat opgezet. Later, nadat ik dus op mijn kop had gehad, trok hij me toch weer naar binnen in zijn kamer en het bleek me, dat hij eigenlijk de baas was. Hij was in het kamp geweest, maar was nu wegens de een of andere illegale misdaad ondergedoken, en werd door de Polen verzorgd. Daar kraaide geen haan naar. Ik heb toen verschillende malen met die lui gesproken en er wel over gedacht een briefje naar mijn vrouw te schrijven, maar vond het toch ook weer te riskant. Het zou me misschien wel mogelijk geweest zijn met hun hulp te vluchten, maar waar moest je naar toe in een volkomen vreemd land, waarvan je de taal niet sprak? Bovendien had ik het niet slecht en ik rekende er eigenlijk op, dat de oorlog in December afgelopen zou zijn. Het was al September en ik dacht die paar maanden ook wel uit te kunnen zingen. Ik kwam tenslotte niet in de slechte tijd in Auschwitz, ik had een goede uitrusting: in de operatiekamer stond ik me iedere morgen met warm water te scheren, ik had een paar stel ondergoed, zijden overhemden enz. enz., dus eigenlijk al wat ik hebben wou. Dit had ik hoofdzakelijk te danken aan die Hongaarse arts, Schwarz. Daarbij kwam, dat die oude Pfleger onder de SSers gauw door hadden of iemand kundig was of niet en verschillende kwamen dan ook liever bij met hun klachten dan bij hun eigen arts. Bovendien kreeg ik extra voeding, want Klein had onmiddellijk daarvoor een briefje getekend, toen hem gezegd werd dat ik een maagzweer had. In die tijd kreeg ik de chef van de keuken als patient en dus bleef die extra voeding doorgaan. Aan de overkant in het andere Block lagen vier of vijf Hollandse jongens, die iedere dag eten kregen van mij en zo hield ik een beetje de moed erin. Op een gegeven ogenblik kwam er bevel, dat er geen eten meer ons Block uit mocht en dus was dit afgelopen. Fischer, die neuroloog, ging echter rustig door en zei tegen mij ook: "Je moet die Groszschnauzen kennen, dat verwachten ze niet anders". Toen ben ik het ook maar weer gaan doen en er gebeurde inderdaad niets. Fischer was ook geabonneerd op de Krakauer Zeitung en als ik zoveel Mark betaalde, kon ik meedoen. Het was opmerkelijk - dat bracht zijn vak natuurlijk ook mee - hoe goed hij tussen de regels door kon lezen; hij haalde er werkelijk alles uit. Van de gewonden bij het bombardement heb ik niets gezien, want die gingen naar Oschinski, een jonge Pool, die een behoorlijk chirurg was Hij werkte naar mijn smaak wel een beetje te agressief. Over het algemeen waren die Polen wel zeer behoorlijk. Er waren heel geschikte mensen onder, naar ook geweldige intriganten, die met plezier een ander de bliksem injoegen. Een paar voorbeelden hiervan heb ik U al genoemd. Ze deden dit zo maar uit een soort leedvermaak en waren allemaal sterk anti-semitisch. Enkelen lieten het niet merken en zeiden: "Jullie zijn eigenlijk heel andere Joden aan onze Joden". Zij waren ingesteld op de Joden, zoals wij het zijn op de Duitsers. Zonder er verder over te praten generaliseerden we hen allemaal. Ik wil hen niet verdedigen, maar onder de Duitsers zijn toch behoorlijke mensen. Een groot deel is alleen maar stom en leidbaar. Voor de Polen was op dezelfde manier een Jood, iemand tegen wie je een intense haat moest voelen. De verhoudingen in Polen waren ook wel heel anders dan bij ons. Ik heb er wel eens met een Pool over gesproken, die niet zo sterk
anti-semitisch was ingesteld‚ een zeer gelovig Katholiek, die ook
naar zijn geloof leefde en ik moet eigenlijk van hen zeggen, dat hij
medelijden met ons had, omdat wij het ware geloof niet kenden en in
het vagevuur zouden belanden. Hij vond echter, dat de Poolse Joden
bedriegers varen, die als ze even de kans kregen, probeerden de regering
te bedriegen door met de belasting te zwendelen, waarop ik vroeg:
"Worden ze dan ook niet anders behandeld?" Ik heb wel bemerkt, dat alle nationaliteiten daar hun eigen karaktertrekken vertoonden. Laten wij blijven bij de Joden, omdat ik daar in de eerste plaats mee te maken had in Auschwitz, omdat ik Jood was en later na de evacuatie vrijwillig. Bij de evacuatie heb ik eerst overwogen of ik niet zou trachten achter te blijven, Ik had al een heel plannetje en overlegde het met de chef, die zelf al vanaf 1933 zat, maar die vertelde mij, dat zij die achterbleven. de zieken waren en zeker niet in het leven gelaten zouden worden. Het was een klein kunstje om je te verstoppen, tenslotte hadden we die pastoor ook al die tijd ondergedoken gehad, maar toen ik dan dacht, dat het wel mis zou lopen en de boel geexplodeerd zou worden, ben ik meegegaan met het evacuatietransport. Ik behoorde bij de laatste groep, die het kamp verliet. Niet ver van het Lager zag ik een dameshakje liggen en ik overdacht bij me zelf: O God, die gaat dood. Dat is niet uit te houden op een hak. Steeds heb ik uitgekeken of ik die vrouw zag en inderdaad, nadat we een paar uur gelopen hadden, kwamen we langs haar lijk, die ik aan de schoen herkende. Die ene hak had haar het leven gekost. Het hing dikwijls van zulke kleinigheden af. Op dit transport heeft mijn leven ook aan een zijden draadje gehangen. Ik wist helemaal niet, dat ik niet in zo'n goede conditie was, want ik voelde me best, maar af en toe moesten we aansluiten en op een holletje onze voorgangers inhalen en dat was te veel voor me. Ik kon het niet. Op het laatste konden we rusten en ik ben zo ter plaatse neergevallen en ingeslapen. De volgende morgen bleek, dat ik op een met ijs gevulde badkuip had geslapen en dat met één dun dekentje! We hebben een vreselijke tocht gemaakt, die tien à twaalf dagen duurde en ik begrijp nog niet, dat ik er door ben gekomen. We hebben niets anders te eten gekregen dan een kilobus vlees en een stuk brood, niet meer dan voor drie dagen. Wat een kerels waren die moffen! Die open veewagons, waar we het laatste gedeelte van de tocht in aflegden, stonden af en toe stil en dan maakten wij van de gelegenheid gebruik onze behoefte te doen. Dat was toegestaan. Op een keer, toen ik weer in de wagon wilde klauteren, hing ik aan de bovenkant van de wagon, maar was zo machteloos, dat ik er niet onmiddellijk in kon komen. Een SSer, die dit zag, liep op me af en begon me met zijn geweer te bewerken. Waarvoor was dat nodig? Ik deed iets wat verklaarbaar en geoorloofd was en hoefde geen haast te maken. Hij deed het ook alleen maar, omdat hij het nu eenmaal leuk vond een vent te slaan. Wat heb ik een ransel gehad! Overal raakte hij mij en als de anderen mij niet geholpen hadden, zou hij na zeker doodgeslagen hebben. Wat ik tijdens die reis ook meegemaakt heb, is dat veel mensen een psychose kregen. Er was ons gezegd vooral geen sneeuwwater te drinken, maar ik heb het wel gebruikt, want ik wist toch het veel meer waarde nog drinken heeft dan eten. Velen deden het niet en 's nachts was een groot deel van die mensen volkomen aan het ijlen, ze hadden geen besef van ruimte en als het niet donker was geweest, hadden ze me vast murw geslagen. De volgende dag waren het weer heel behoorlijke mensen, maar ‘s nachts waren ze volkomen agressief. Dit is blijkbaar gekomen door het gebrek aan water. Die tocht was heel erg, de lijken zaten vastgevroren aan de bodem van de wagons. Ook herinner ik me nog het volgende opmerkelijke voorval. Een gedeelte van de wagon was afgeschoten voor Polen en daarbij zat ook een aantal Polen uit mijn barak; in het overige gedeelte zaten de Joden. Russen waren er niet bij. Ik kon niet zitten en bijna niet staan en ben op een avond naar dat groepje Polen gegaan en heb gevraagd of ik niet bij hen kon komen, maar prompt daarop werd ik door een van hen op mijn kop geslagen, omdat ik Jood was. Terwijl verschillenden van die kerels me kenden, heeft niemand ook meer een hand uitgestoken om me te helpen. Dit waren nu de mensen, met wie je gewerkt had, je lotgenoten met wie je in één positie verkeerde. Na veel gemartel en veel beroerdigheid kwam ik tenslotte in Mauthausen. In Mauthausen was ik maar een dag of wat, maar wat ik er van gezien heb, was meer dan onmenselijk. In alle concentratiekampen hadden de Duitsers aan beroepsmisdadigers de leiding gegeven. Het lijkt me dat de kampen zijn opgericht als een verbetering van het gevangeniswezen, waar ze alle mensen, die langer dan tien jaar moesten zitten, heen wilden sturen. Ook aan de manier, waarop Ebensee aangelegd was, kon je zien, dat het de bedoeling was geweest er een soort Heim van te maken. Er waren zelfs perkjes aangelegd, waar wat bergplantjes groeiden. Toen de kampen eenmaal draaiden, en er meer mensen kwamen, werden deze eerste boeven als de leiders aangesteld, omdat ze het kampleven zo kenden. In Ebensee had dit geboefte dan ook de hele leiding in handen, maar in Auschwitz was het al lang opzij geschoven. Daar hadden de Polen - de volgende generatie - de macht. Er waren natuurlijk nog wel Rijksduitsers in Auschwitz, maar ze vormden een minderheid en bij die Duitsers waren ook nog wel behoorlijke kerels, zoals de chef van mijn barak. In Mauthausen werden we geregistreerd en toen ze mij mijn gegevens vroegen‚ heb ik mijn naam een beetje veranderd, n.l. van het Joodse Samuel in het Russische Serge en verder heb ik opgegeven, dat ik ariër was. Ik durfde dit te doen, omdat ik politiek gevangene was en wist dat de papieren toch verbrand waren. En als zoiets bij de moffen één keer in de kartoteek stond, dan was het zo, ook al kwamen er twintig getuigen, die het tegendeel beweerden. Na een paar dagen ging ik van Mauthausen naar Ebensee. Daar dacht ik: "Laat ik me maar als Jood opgeven, dan sturen ze me naar de Jodenbarak. Als er narigheid komt, kan ik altijd nog zeggen, dat ik geen Jood ben en als ze dan in hun kartotheek kijken, zullen ze zien dat ik gelijk heb". In deze barak heb ik de gelegenheid gehad om de verschillende soorten Joden te leren kennen. In de eerste plaats is het me opgevallen, dat Joden als volk niet bestaan, het zijn volkomen andere mensen, Een Hollandse Jood is een Hollander en een Poolse Jood een Pool. Nu mag die Hollandse Jood als Hollander bezien enkele eigenschappen meer hebben dan de gemiddelde Hollander, hij heeft bijvoorbeeld een emotionaliteit, die groter is dan die van de Amsterdammer, maar ik weet niet of dat procentsgewijs over het hele land zo is, want ze is stellig niet groter dan die van een Limburger. Wat ze eigenlijk hier doet opvallen, is dat ze positief of negatief, of door eigen wil of door drang van buiten bij elkaar zijn gebleven en zo een volkskarakter hebben behouden, evenals bijvoorbeeld de Limburgers. Ik heb gezien, dat de Duitse Joden echte moffen zijn - werkelijk onbeschrijflijk echt, dat de Poolse Jood een echte Pool is, dat hij dezelfde karaktereigenschappen heeft als zijn landgenoten. De jonge Joodse Pool is een kerel met geweldige moed. Ze waren sterk links georiënteerd, ook al waren ze niet communistisch. Het waren kerels, die wat durfden. Ze waren vaak ook heel slim en niet altijd in de even gunstige betekenis. Maar je weet niet in hoeverre dit kampindrukken zijn. Wie niet slim was, ging er onder door. Wat ik prettig vond was, dat het jongens waren om respect voor te hebben. Ze zaten allemaal erg in het vuil, maar ook dat kan een kampkwestie zijn. Op het laatst zat ik zelf ook onder de luizen. De Hongaarse Joden daarentegen waren, om een voorbeeld tegeven, voor zover ik ze heb leren kennen uit de paar honderd, die in het kamp waren, voor een groot deel lafaards; voor alles waren het verraders. Vuil waren ze niet. Ze waren laf en je moest voor hen oppassen, want ze verraden de zaak gauw; of ze dat deden om er zelf voordeel uit te trekken, of dat ze als ze op het matje geroepen werden, direct bang werden, dat weet ik niet. Ik had over het algemeen geen eerbied voor hen. Toch moet ik zeggen, dat mijn chef, die uit Oost-Hongarije kwam, een buitengewoon humaan en goed man was. Daarnaast had ik echter weer collega's, voor wie ik toch niet zoveel eerbied kon hebben als ik voor de Joden had. De mensen veranderden in het kamp echter zo, dat het moeilijk is hier algemene gevolgtrekkingen te maken. Zo was immoraliteit in het kamp zo heel anders dan daar buiten. Was het niet begrijpelijk, dan twee mensen, die daar afgesloten zaten van de wereld, die zij nooit meer dachten terug te zien, elkaars gezelschap zochten? Ik kan dit alles niet veroordelen. In Ebensee was hetzelfde als in Mauthausen, het werd door beesten van mensen geregeerd. Als je de Lagerälteste van Ebensee hoorde spreken, klonk dit zo grof en wreed, dat je niet begreep wat voor mentaliteit, wat voor karakter die vent bezat. Trouwens, mijn eigen Blockälteste was ook een vreselijke vieze moordenaar. Ik heb hem mensen zien slaan, zodat hun hele rug van het midden tot beneden aan toe één etterende partij bloed was en zij aan de gevolgen overleden. Hij was altijd trots als hij er weer een twaalf, dertien in hun angst tegen het draad had gejaagd. Het was heel werk om je hier tot een positie op te werken en ook hier had ik geluk. Die man had zich verwond, moest een arts hebben en ik werd uitgekozen. Zodoende werd ik zo'n beetje zijn lijfarts. Direct werd je nooit voor een goede positie uitgezocht. Eerst kwam je in het kamp en langzamerhand werd dan wel uitgeknobbeld waarvoor ze die en waarvoor die konden gebruiken. Door de behandeling genoot ik protectie en als we 's morgens een of twee uur in de sneeuw op appèl bleven staan om door de schrijver voor werk te worden uitgezocht, nam hij me mee naar het eind van de straat en zei me daar, dat ik terug kon gaan naar de barak. Dan zei hij: "Kijk eens naar mijn hand" en zo had ik een goed leven. Hij heeft daarop aan de commandant van het ziekenhuis gevraagd of die mij niet gebruiken kon en op die manier kreeg ik daar een baantje. Zo ging het altijd; je leven hing aan een zijden draadje. Ik heb het wel meegemaakt, dat ik dacht dat het met een week met mij afgelopen was en dan is er altijd weer een toeval - misschien is het dat wel niet - geweest, dat mij redde. Het was daar werkelijk een moordenaarshol. Per drie maanden kwamen er tweeduizend man binnen, maar iedere maand stierven er duizend, zodat een kamp van tienduizend man binnen het jaar uitgeroeid was. De mensen stierven er tengevolge van de slechte toestanden en het zware werk. Alles was even beroerd. Zoals ik U vertelde, werd je 's morgens in de sneeuw voor werk uitgezocht. Later begon de sneeuw te smelten en dan stond je wel eens één, maar ook wel eens drie uur in het modderwater voor je uitgezocht werd voor werk. Overal stonden lui met knuppels e.d. opgesteld en het was hun grootste genoegen er flink op los te ranselen, waarbij ze het liefste die mensen namen, die hen op de een of andere manier ergerden. Op het holletje moest men na het appèl naar het werk, dat afgrijselijk zwaar was. Ik heb daar bomen moeten sjouwen en dat moest alles gebeuren zonder instrumenten, met je handen, Daarbij kwam, dat er op allerberoerst terrein gewerkt werd. De hygiënische maatregelen waren volkomen ontoereikend en er heerste dan ook wel veel dysenterie. Met het eten was het ook al mis. 's Middags werd je naar de barak gejaagd om te eten. Daar kreeg je een uur voor maar het werk lag een half uur van het kamp verwijderd, zodat je op een holletje door het sterk geaccentueerde bergland naar het kamp toog. Dan kwam je in een barak die al vol zat en daar kreeg je je eten. Je vroeg een bakje aan je voorganger, dat hij wel zo had afgelikt, dat afwassen overbodig was, een lepel aan een ander en probeerde wat soep te bemachtigen. Door deze eterij was het Durchfallgevaar weer groter. De soep, waarvan één liter per persoon werd verstrekt, was heel slecht, bovendien werd er bij het uitdelen nog verschil gemaakt en bewaarden de Blockältesten het dikke gedeelte ervan voor hun vriendjes. Na het eten moest je weer terughollen naar het werk om op tijd te zijn en soms had je dan door de haast niet eens gelegenheid gehad een portie te bemachtigen. Als de gevangenen 's avonds doodmoe terug kwamen, moesten ze een tijd op de appèlplaats staan voor ze eindelijk naar hun Blocks konden gaan. Overal stond je een tijd te wachten òf op de appèlplaats òf in de Blocks en ondertussen werd er maar geslagen en geranseld. 's Avonds moesten de zieken zich melden bij het ziekenhuis en wie niet ziek verklaard werd, moest de volgende dag weer gewoon met zijn commando mee. Voelde iemand zich 's morgens ziek, dan moest hij toch de hele dag mee naar het werk en kon zich pas 's avonds melden. Werd hij dan goedgekeurd voor opname, dan moest hij weer uren staan te wachten. En dit moesten die mensen, die zo zwak waren! Op het laatst was er voor niemand iets meer en ik zelf heb ook geweldige hongeroedeem gekregen, ondanks het feit, dat ik eigenlijk nog zoveel had, doordat ik in de barak, waar ik zat, practisch de leiding had. Ik had een etensbakje, dat ik om het voor mezelf te reserveren boven op een kast zette en om erbij te komen moest ik eerst op een stoel klimmen. Ik was echter zo doodmoe, dat me dat niet lukte en ik alleen op de stoel kon komen als ik me aan mijn handen aan de kast optrok. Ik voelde dat ik ziek werd, mijn hart ging op hol. Zo goed als alle spieren slap werden, werd natuurlijk ook die hartspier slap. Ik ben een paar dagen in bed gebleven en vroeg de medisch chef of ik niet wat digitalis kon krijgen, omdat ik echt dacht dat mijn hart slecht werd, terwijl het later echter algehele zwakte bleek te zijn. Dat was er niet en uiteindelijk na veel moeite kwam het product uit Mauthausen, maar het helemaal geen invloed op me. Soms kwam er 's avonds om elf uur als je in bed lag, nog eens bericht, dat alle mensen moesten baden en ook dat ging dan weer van de nachtrust af. Op een keer ben ik, terwijl ik onder de douche stond, door de waterstraal achterovergeslagen - zo slap was ik. Op het laatst waren de mensen dan ook al hun weerstand kwijt; zij misten ook zoveel essentiële stoffen, die voor hun levensprocessen nodig waren en ook de hersens kwamen zodoende natuurlijk bepaalde chemische stoffen tekort, waardoor hun reacties vaak weer anders werden. Toen raakte langzamerhand ook het hele kamp verluisd. Ik geloof dat ik er voornamelijk doorheen gerold ben, doordat ik maar rustig mijn gang ging. Ik geloof dat de psychische indruk, die je op die kerels maakte, wel veel invloed had. Zo heb ik in Ebensee een allerberoerdste vent meegemaakt. Zijn naam weet ik niet meer, maar hij heeft zeker de galg verdiend. Het was een man, die werkelijk voor zijn plezier kwaad deed. Op een dag was mijn bril weer eens stukgeslagen, want je kreeg altijd wel eens een mep; terwijl ik bezig was, zag ik achter een raam iets bewegen, ik keek aandachtig en zag de beroerde vent staan. Hij gooide de deur open en brulde me toe waarom ik hem zo brutaal aankeek, maar ik sprong in de houding: "Verzeihung" en vertelde hem rustig, dat ik niet goed kon zien. Waarom ik geen bril droeg? Even later ging ik met zijn toestemming naar de apotheker om een nieuwe bril te halen! Hoe de onderlinge verhouding tussen de Nederlanders was, weet ik niet zo goed, want ik ging niet veel met hen om. Af en toe had ik in mijn barak wel eens Nederlanders, maar dan alleen Joodse patienten. Ik kwam ook wel in barakken, waar ik met niet-Joodse patienten heb kennis gemaakt, maar hun onderlinge verhouding heb ik niet zo leren kennen. Ik geloof dat de Nederlanders wel contact hadden per barak, maar dat maar dat was overal. Ik heb bijvoorbeeld in barak 24, waar een gedeelte van ons transport ingestopt was, een groepje van acht of tien Hollanders meegemaakt en ik kan niet anders zeggen dan dat ik met hen buitengewoon plezierige ervaringen heb opgedaan; het waren allemaal Amsterdammers. Nu moet U niet vergeten, dat ik voor de oorlog chirurg geweest was in een groot Joods ziekenhuis hier ter stede, zodat de meesten mij wel van naam kenden en ik "iemand" was in hun ogen. Hierdoor kreeg ik daar ook nog wel eens iets extra's. Toen de zaak afgelopen was, trokken alle Hollanders in een barak bij elkaar, Daar heb ik wel eens contact met hen gehad, maar ook niet veel, doordat ik mijn eigen barak had. Ik vond wel, dat er een zeer gemêleerd zootje zat, waarbij heel veel mensen waren, met wie ik niet graag om zou gaan, omdat ze zeer eigenaardige eigenschappen hadden. Dikwijls waren het opvliegende egoïsten. Maar misschien was dit ook kamppsychose. Tenslotte was je allemaal egoist, alleen zag je het niet bij jezelf en natuurlijk lagen bij de een de grenzen wel anders dan bij de ander. Ik kan toch eigenlijk niet zeggen, dat er een bij was, die nog een pak slaag verdient. Als ik er nu over nadenk, dan vind ik toch, dat de verhouding was, zoals je hem verwacht bij mensen, die veel hebben meegemaakt. Vergeet U niet, dat daar heel andere maatstaven golden dan in de normale maatschappij. Amsterdam, 4 maart 1948.
|
Departementen Artikelen door Daniël |
|
Top | Bekijk | Afdrukken | Zoek Pagina gewijzigd op 06 januari 2017 om 15:15 |